De binnenpleinen van de tempel
In het boek Ezechiël krijgt de gelijknamige profeet door middel van een visioen een gedetailleerd beeld gepresenteerd van Gods nieuw te bouwen tempel in Jeruzalem. Voor mij, als beginnende Bijbellezer, is het boek Ezechiël er één waar ik mij echt doorheen heb moeten worstelen en tegelijkertijd intrigeert het me.
Het kost enige tijd en oefening om de parabelen te doorgronden die Jezus vaak gebruikt in het nieuwe testament; net zo goed als het tijd en oefening vergt om de symboliek te doorgronden die God gebruikt in het oude testament. In Opwekking 715 (Wat houd ik van uw huis) komt een zin voor die mij meteen vanaf dat ik het lied hoorde leek aan te raken. Het duurde even voordat ik begreep dat het een verwijzing is naar een van mijn favoriete psalmen; psalm 84.
Ik kan zo sterk verlangen naar
de binnenpleinen van de Heer
Diep in mijn hart is zo’n heimwee
zo’n blijvende schreeuw om de levende God
De binnenpleinen van de Heer… Dit spreekt over geborgenheid. Over serene rust en vrede. Bij mij komt dan ook zo’n beeld op van koelte en schaduw terwijl buiten de verzengende zon alles doet verdrogen en verdorren. In de tempel stroomt water. Levenbrengend water.
Maar God toont Ezechiël ook een dal waarvan de bodem is bedekt met botten. En God stelt Ezechiël de vraag of deze botten weer levend zouden kunnen worden (Ez. 37:3). Ezechiël weet dat dood en stagnatie van groei evenals leven en groei in Gods hand rusten en geeft als antwoord dat alleen Hij, God, dit weet. Op het moment dat de botten tot leven komen, er pezen en vlees op de botten verschijnen die vervolgens overtrokken worden met huid, maakt God duidelijk dat het dode Israël weer levend zal worden.
Wat zegt dit over ons? Wat betekent dit voor jou en mij? Voor mij betekent het dat wanneer ik verblijf op de binnenpleinen van de Heer, ook ik nieuw leven heb gekregen. Alles wat eens dor en dood in mij was, is nieuw en fris gemaakt. De binnenpleinen van de Heer staan symbool voor de geborgenheid en de bescherming die God je geeft als je Hem van harte gaat volgen. God zelf blaast je nieuwe levensadem in, zodat je weer gaat leven. Leven met een grote ‘L!
Maar… het water dat door de tempel stroomt, stroomt daar niet voor niets. Blijven hangen op de binnenpleinen is volgens mij niet wat God bedoeld heeft. Je mag weten dat het je uitvalsbasis is. Dat je er ten alle tijden naar kan en mag terugkeren als het moeilijk wordt. Maar het feit dat het water niet in de tempel blijft staan, maar dat het opborrelt en naar buiten stroomt, betekent voor mij dat er in dat levenbrengende water beweging zit. En dat het Gods wens is, dat wanneer wij nieuwe, sterke botten hebben gekregen, er op uit gaan.
Wie kent niet het gevoel van het liefst in ‘de comfortzone’ te blijven zitten? Binnen is het koel, rustig, vredig en veilig. Er is voedsel in overvloed. Er is water om je dorst te lessen en ’s avonds wacht je een comfortabel bed met koele lakens om op uit te rusten. Maar Ezechiël stapt het water in en met iedere stap die hij doet, stijgt het water. Tot het moment dat hij niet meer kan staan en het water een beek is geworden waarvan de overkant slechts zwemmend is te bereiken. Het lieflijke stroompje dat zo rustgevend door de tempel murmelt, is kilometers verderop verworden tot een bruisende beek waarlangs bomen groeien. Uiteindelijk stroomt dit water naar de Dode Zee. En overal waar het water van deze beek komt, brengt het nieuw leven. God laat Ezechiël zien dat de Dode Zee uiteindelijk vol met vis zal zijn.
Toen God Mozes uit koos om het volk van Israël uit Egypte weg te leiden en Mozes duidelijk te kennen gaf, dat hij zich daartoe niet echt geschikt voelde, omdat hij ‘nu eenmaal niet zo’n prater was’ en eraan twijfelde of hij wel voldoende bekwaam voor deze taak was, vroeg God aan hem of hij bereid was om de tempel te verlaten en er op uit te gaan. In plaats van te blijven bij de lieflijke, murmelende stroom in de tempel.
Mozes ‘groeit’ gaandeweg in zijn taak en God zal ons evenmin direct ‘in het diepe gooien.’ Voor mij persoonlijk was het een overwinning om laatst korte gesprekken aan te gaan met wildvreemde mensen over het geloof. In eerste instantie achtte ik mijzelf daartoe niet in staat, omdat ik voor mijn gevoel meer een schrijver dan een prater ben. Zoals Mozes. Natuurlijk is het heerlijk om met je emmertje en je schepje te spelen bij het murmelende stroompje. En ik wil -nogmaals- benadrukken dat dit altijd je uitvalsbasis mag zijn! En een plek om naar terug te keren, je stille tijd met je hemelse Vader in de tempel, als het zwaar en moeilijk wordt. Om op te laden. Rust en verkoeling te vinden. Wat druiven te eten en je dorst te lessen. Zijn oase.
Maar… door een stap buíten de tempel te zetten, groei je.
Ezechiël begint ook eenvoudig; in het begin komt het water slechts tot zijn enkels. Voor wat betreft mijn eigen ervaring laatst, denk ik dat het water ook rond mijn enkels klotste. En de eerstkomende keer zal het tot mijn knieën komen. Ik maak me er maar niet te druk om dat ik (in aardse zin) niet kan zwemmen! God zal me leren zwemmen; helemaal tot aan de Dode Zee.
In het boek Ezechiël krijgt de gelijknamige profeet door middel van een visioen een gedetailleerd beeld gepresenteerd van Gods nieuw te bouwen tempel in Jeruzalem. Voor mij, als beginnende Bijbellezer, is het boek Ezechiël er één waar ik mij echt doorheen heb moeten worstelen en tegelijkertijd intrigeert het me.
Het kost enige tijd en oefening om de parabelen te doorgronden die Jezus vaak gebruikt in het nieuwe testament; net zo goed als het tijd en oefening vergt om de symboliek te doorgronden die God gebruikt in het oude testament. In Opwekking 715 (Wat houd ik van uw huis) komt een zin voor die mij meteen vanaf dat ik het lied hoorde leek aan te raken. Het duurde even voordat ik begreep dat het een verwijzing is naar een van mijn favoriete psalmen; psalm 84.
Ik kan zo sterk verlangen naar
de binnenpleinen van de Heer
Diep in mijn hart is zo’n heimwee
zo’n blijvende schreeuw om de levende God
De binnenpleinen van de Heer… Dit spreekt over geborgenheid. Over serene rust en vrede. Bij mij komt dan ook zo’n beeld op van koelte en schaduw terwijl buiten de verzengende zon alles doet verdrogen en verdorren. In de tempel stroomt water. Levenbrengend water.
Maar God toont Ezechiël ook een dal waarvan de bodem is bedekt met botten. En God stelt Ezechiël de vraag of deze botten weer levend zouden kunnen worden (Ez. 37:3). Ezechiël weet dat dood en stagnatie van groei evenals leven en groei in Gods hand rusten en geeft als antwoord dat alleen Hij, God, dit weet. Op het moment dat de botten tot leven komen, er pezen en vlees op de botten verschijnen die vervolgens overtrokken worden met huid, maakt God duidelijk dat het dode Israël weer levend zal worden.
Wat zegt dit over ons? Wat betekent dit voor jou en mij? Voor mij betekent het dat wanneer ik verblijf op de binnenpleinen van de Heer, ook ik nieuw leven heb gekregen. Alles wat eens dor en dood in mij was, is nieuw en fris gemaakt. De binnenpleinen van de Heer staan symbool voor de geborgenheid en de bescherming die God je geeft als je Hem van harte gaat volgen. God zelf blaast je nieuwe levensadem in, zodat je weer gaat leven. Leven met een grote ‘L!
Maar… het water dat door de tempel stroomt, stroomt daar niet voor niets. Blijven hangen op de binnenpleinen is volgens mij niet wat God bedoeld heeft. Je mag weten dat het je uitvalsbasis is. Dat je er ten alle tijden naar kan en mag terugkeren als het moeilijk wordt. Maar het feit dat het water niet in de tempel blijft staan, maar dat het opborrelt en naar buiten stroomt, betekent voor mij dat er in dat levenbrengende water beweging zit. En dat het Gods wens is, dat wanneer wij nieuwe, sterke botten hebben gekregen, er op uit gaan.
Wie kent niet het gevoel van het liefst in ‘de comfortzone’ te blijven zitten? Binnen is het koel, rustig, vredig en veilig. Er is voedsel in overvloed. Er is water om je dorst te lessen en ’s avonds wacht je een comfortabel bed met koele lakens om op uit te rusten. Maar Ezechiël stapt het water in en met iedere stap die hij doet, stijgt het water. Tot het moment dat hij niet meer kan staan en het water een beek is geworden waarvan de overkant slechts zwemmend is te bereiken. Het lieflijke stroompje dat zo rustgevend door de tempel murmelt, is kilometers verderop verworden tot een bruisende beek waarlangs bomen groeien. Uiteindelijk stroomt dit water naar de Dode Zee. En overal waar het water van deze beek komt, brengt het nieuw leven. God laat Ezechiël zien dat de Dode Zee uiteindelijk vol met vis zal zijn.
Toen God Mozes uit koos om het volk van Israël uit Egypte weg te leiden en Mozes duidelijk te kennen gaf, dat hij zich daartoe niet echt geschikt voelde, omdat hij ‘nu eenmaal niet zo’n prater was’ en eraan twijfelde of hij wel voldoende bekwaam voor deze taak was, vroeg God aan hem of hij bereid was om de tempel te verlaten en er op uit te gaan. In plaats van te blijven bij de lieflijke, murmelende stroom in de tempel.
Mozes ‘groeit’ gaandeweg in zijn taak en God zal ons evenmin direct ‘in het diepe gooien.’ Voor mij persoonlijk was het een overwinning om laatst korte gesprekken aan te gaan met wildvreemde mensen over het geloof. In eerste instantie achtte ik mijzelf daartoe niet in staat, omdat ik voor mijn gevoel meer een schrijver dan een prater ben. Zoals Mozes. Natuurlijk is het heerlijk om met je emmertje en je schepje te spelen bij het murmelende stroompje. En ik wil -nogmaals- benadrukken dat dit altijd je uitvalsbasis mag zijn! En een plek om naar terug te keren, je stille tijd met je hemelse Vader in de tempel, als het zwaar en moeilijk wordt. Om op te laden. Rust en verkoeling te vinden. Wat druiven te eten en je dorst te lessen. Zijn oase.
Maar… door een stap buíten de tempel te zetten, groei je.
Ezechiël begint ook eenvoudig; in het begin komt het water slechts tot zijn enkels. Voor wat betreft mijn eigen ervaring laatst, denk ik dat het water ook rond mijn enkels klotste. En de eerstkomende keer zal het tot mijn knieën komen. Ik maak me er maar niet te druk om dat ik (in aardse zin) niet kan zwemmen! God zal me leren zwemmen; helemaal tot aan de Dode Zee.